vrijdag 28 februari 2014

Etappe 6 - Experimenteren

Iedereen die mij een beetje kent, weet dat ik van experimenteren houd. Toen ik een jaar of 8 was kreeg ik van Sinterklaas al een microscoop (heb hem nog steeds). Een jaar of twee later moest ik nog de de scheikundedoos, die ik van het verjaardagsgeld van mijn opa gekocht had, terugbrengen. Dan maar een plaat met transistoren om een radiozendertje (bereik 50m max) of een deuralarm te bouwen. Op mijn twaalfde raakte ik geïntrigeerd door de chemische drol van Dhr Kremers, mijn toenmalige toekomstige scheikundeleraar. En inmiddels heb ik van mijn passie mijn beroep kunnen maken. Kortom, proefjes doen lijkt dus in mijn bloed te zitten.
Ook hobby-matig doe ik regelmatig mee aan onderzoeken. Gewoon uit nieuwsgierigheid, om te weten hoe het zit. Niet alleen in het algemeen, maar ook wat mezelf betreft. Wat sporten betreft, ben ik zo onder andere te weten gekomen dat mijn lijf tijdens een marathon ongeveer een halve liter vocht per uur nodig heeft, mijn piektemperatuur onder warme omstandigheden tijdens een marathon op kan lopen tot net iets boven de 40 graden Celsius, ik genetisch (ook) een ochtendmens ben, etc. Maar eigenlijk gaat experimenteren niet echt samen met de voorbereiding op en het lopen van een marathon. Nieuwe dingen proberen houdt namelijk ook een groot risico in. Want pakt dat nieuwe merk gelletje nou wel zo goed uit? Of gaat het maagkrampen veroorzaken? Is een ander model schoen met een agressievere loopstijl ook op langere afstanden wel zinvol? En moet je die nieuwe schoenen nu wel of niet 100-200 km inlopen?
Het experiment wordt dus geblokkeerd door de angst om maanden voorbereiding nutteloos te maken door de drang om nieuwe dingen te proberen. En immers, de vorige keer ging het toch goed, dus waarom een winnend protocol vervangen door iets waarvan je de waarde niet kent of waarmee het risico loopt de finish of, wellicht nog erger, de start niet te halen. You never change a winning team. De profs, zo leerde mij afgelopen week tijdens de olympische spelen, leggen namelijk ook niet 4 jaar voorbereiding in de waagschaal en starten gewoon 3x met hetzelfde team. Dat de reserve daardoor geen medaille krijgt, is van ondergeschikt belang.
Van de andere kant: If you always do what you always did, you will always get what you always got (met dank aan Merijn Heijne, oud klasgenoot op Bernrode, die mij niet zo lang geleden attent maakte op dit "principe"). Om verder te komen, zul je dus het lef moeten hebben om het anders aan te pakken (en dat geldt niet alleen bij het hardlopen). En een keer onderuit gaan is niet erg, zolang je maar weer opstaat en niet definitief blijft liggen. Dilemma's dus.
De afgelopen week heb ik tijdens het trainen veel na zitten denken over de balans tussen stabiliteit in de aanpak en het experimenteren met nieuwe dingen. Wat zou ik nou nog eens kunnen proberen en wat wil ik daar mee bereiken? En wat heb ik geprobeerd en leek te werken, maar kan ik niet direct toeschrijven aan die specifieke aanpassing? Of anderzijds: wat heb ik deze keer al anders gedaan dan voorheen en hoe gaat dat uitpakken? Ten eerste is het lopen van een voorjaarsmarathon, hoewel niet helemaal nieuw, toch wel weer een experiment op zich. Zoals in één van de eerdere "etappe's" al aangehaald, blijft het een gok wat betreft temperaturen. Het grootste experiment zit hem eigenlijk toch wel in de grootte van het evenement. Gaat het lukken om de adrenaline, die een start bij een dergelijke massaloop opwekt, te kanaliseren en ben ik in staat te voorkomen dat ik overmoedig wegga op een schema van onder de drie uur of iets dergelijks? Is het, in alle drukte tussen de 50000 lopers, mogelijk om de haas te vinden en daar ook makkelijk bij in de buurt te blijven? Of word ik regelmatig voor de voeten gelopen en ga ik mij daar aan irriteren? En ga ik tussen de te verwachten 200000-300000 toeschouwers mijn supportersteam, inmiddels bestaande uit Mariët Spierings, mijn moeder, mijn tante Lenie Van de Ven, mijn nicht Carin Didi en haar dochter Maëva, vinden? Zien zij mij op tijd aankomen tussen alle lopers om zo aan mij op tijd de benodigde drankjes aan te bieden?
Het een en ander afwegende, heb ik me voorgenomen maar niet al te veel uit te gaan proberen. In de aanloop en uitvoer kopieer ik dus gewoon het Eindhoven 2013 plan. Ben ik daarmee een conservatief oud mannetje geworden dat vasthoudt aan de zekerheden in het leven? We zullen op de dag zelf wel of het bloed toch nog kruipt waar het niet gaan kan......

dinsdag 18 februari 2014

Etappe 5 - Olympische gedachten (2)

Verliezen is erg voor een topsporter, maar verliezen met een miniem verschil trekt een wissel op de rest van je leven, blijkbaar. Begin vorige week hadden we Jan Smeekens die goud mis liep met een verschil van 1/100 seconde na nog geen 70 seconden schaatsen op 500 meter. Dus 1/6932.4 seconde per seconde. Koen Verweij liet in het weekend zien dat het nog net een tikkeltje erger kan: 3/1000 op 105 seconden. Dat is dus 3/105000 seconde per seconde. Dat laatste is dus een verlies van 0,00057 seconden per minuut.
Ik kan me er geen voorstelling bij maken bij die getallen. Het enige wat dan helpt, is visualiseren. Net zoals ik de laatste 6 km van een marathon doorkom door in te beelden dat ik alleen nog maar van mijn werk naar huis hoef te lopen. Dan _voel_ ik ook exact hoe ver (of dichtbij) dat laatste stukje nog is.
Afijn, ik heb de afgelopen trainingen heel wat lopen hoofdrekenen. Ook overigens een prachtige afleiding van alle factoren die je laten afzien. Stel, ik loop een marathon in 3:15:00. Dat zijn 195 minuten. Dat zou dus een verschil opleveren van 0,111 seconde op basis van de achterstand van Verweij. Zou ik in de positie van Smeekens zitten, dan zou dat 1,696 seconden zijn op de finishlijn.
Ik heb de uitslagen van de afgelopen jaren er nog eens bijgepakt. Een goede seconde sneller zou mij geen betere klassering opgeleverd hebben. Laat staan dat een tiende mij verder gebracht zou hebben. Bij de toppers zien we een dergelijk relatief verschil ook zeer zelden. De Boston marathon lijkt daar echter een abonnement op te hebben. Er is zelfs een website waar dergelijke statistieken bijgehouden worden. http://www.boston.com/sports/marathon/history/closest_men/ Een verschil van 1/10 seconde heb ik echter nergens terug kunnen vinden.
Je ziet het, in de marathon zijn dergelijke verschillen zeer zeldzaam, zowel voor de liefhebber als voor de echte prof. Misschien de komende trainingen eens doorrekenen wat dit betekent voor een etappe in de Tour de France van 5 tot 6 uur die beslist wordt op basis van een fotofinish.

dinsdag 11 februari 2014

Etappe 4 - Olympische gedachten

Winnen en verliezen liggen heel dicht bij elkaar. Maar ondanks dat het soms letterlijk maar een paar seconden (of fracties van een seconde) kan verschillen, liggen ze uiterlijk en in de beleving van de sporter vaak mijlenver uiteen. Een winnaar zal dezelfde inspanning dan ook als minder zwaar ervaren dan de verliezer, terwijl ze uiteindelijk bijna exact dezelfde arbeid hebben verricht. Bizar en vanuit fysiek oogpunt niet te begrijpen.
Ook tijdens het lopen van marathons zie je de verschillen aan je voorbijtrekken. De ervaring van lopers blijkt enorm te verschillen. Waar de één gedesillusioneerd over de finish komt, zal een ander, die er achteraan komt, in euforische stemming de eindstreep passeren. De geest blijkt dan maar weer eens een belangrijkere factor te spelen dan het lichaam, zeker als het om het ervaringsaspect gaat.
Omgekeerd lijkt alles met een lach op het gezicht ook echt beter te gaan. Wie chagrijnig aan een marathon begint, zal zelden met plezier de finish bereiken. Het afzien onderweg zal onbeschrijflijk zijn, de pijntjes komen overal, de ellende zal met het verstrijken van de kilometers alleen maar groter worden, het aftellen gaat uiteindelijk in meters en op de finishlijn overheerst maar één gedachte: "Dit nooit meer!". Met dat laatste in het achterhoofd zat ik, tussen de trainingen door, naar de Olympische Spelen te kijken. Vooral alle "toestanden" rondom de 5KM schaatsen trokken mijn aandacht en bleven tijdens mijn 30+ KM duurloop van afgelopen zondag rondzingen in mijn hoofd.
Bij het schaatsen is er sinds jaar en dag één winnaar op de 5 en 10KM. De rest strijdt telkens weer om de tweede en derde plaats. Natuurlijk hoopt de rest op een mindere dag van de winnaar, of wellicht een foute wissel, maar die blijkt de laatste jaren keer op keer zelfs op mindere dagen de meerdere te zijn. Als onderdeel van de rest, moet je je dus realiseren dat winst relatief is en dat dat maximaal een zilveren plak inhoudt.
Tekenend waren de gezichten aan tafel in Studio Sportwinter. De winnaar had uiteraard een brede lach op zijn gezicht. De nummers twee en drie zaten 0.95 seconden achter elkaar. Aan tafel zaten ze letterlijk en figuurlijk aan de andere kant. De nummer twee glimlachte breeduit. Van nummer drie vroeg je je af of het ooit nog goed zou komen met zijn gemoed. Uit zijn hele houding sprak zijn gedesillusioneerd zijn. Zijn verwachtingspatroon was duidelijk niet uitgekomen. Jammer, want met een iets andere houding had hij ook kunnen zeggen dat hij toch maar mooi die Belg van het podium had weten te houden met een vette seconde. Of dat hij toch maar mooi op zijn eerste Olympische Spelen een medaille had gewonnen. En dat dat laatste bijna net zo goed was als de huidige winnaar in Turijn in 2006. Maar helaas niets van dat alles en daarmee deed hij vooral zichzelf tekort.
Misschien is het ook allemaal wel de schuld van de coach. Tijdens de race liet de verslaggever zich namelijk ontvallen dat de coach gemeld had dat zijn pupil volgens wetenschappelijke tests fysiek beter was dan de winnaar. Als wetenschapper ga ik er dan vanuit dat dat allemaal te meten is en dat zijn interpretatie klopt. Waar de coach echter aan voorbij gaat, is dat zijn pupil (nog) geen winnaar is in zijn hoofd. Dat zal pas veranderen als hij of eens een belangrijke wedstrijd wint, of anders leert denken in zijn hoofd.
Terug naar het hardlopen. Zelf moest ik in het verleden van mijn trainer ook regelmatig horen dat ik toch zeker makkelijk onder de 4 uur moest kunnen lopen op een marathon. Zeker omdat er trainingsmaatjes waren die geen problemen hadden om 3:45 te halen. Keer op keer lukte dat echter niet en ik begreep eigenlijk niet goed waarom. Het keerpunt kwam op het moment dat ik de Marathon Eindhoven liep op mijn verjaardag. Goedgetraind kwam ik aan de start. Het was mijn verjaardag en dus mijn feestje. Ik mocht dus met een speciaal nummer starten en vond zelf dat ik ook vooraan mocht staan, net achter de grote jongens. Onderweg stonden er ook vele onbekende mensen die mijn nummer herkenden en mij persoonlijk aanmoedigden. Kortom, ik kon niet anders dan vrolijk en blij zijn. Dat leverde uiteindelijk een tijd van 3:26 op, 30 minuten sneller dan mijn PR het jaar daarvoor. Het brak het ongeloof in mijzelf en gaf me het vertrouwen dat alles mogelijk was (nou ja, binnen bepaalde grenzen natuurlijk).
En nu vraag ik me bij ieder nieuw PR af, waar dit gaat eindigen. Maar het belangrijkste is dat ik op elk moment geniet van het resultaat en de weg er naartoe. Want dat blijft het belangrijkste, genieten van het hardlopen.

zondag 2 februari 2014

Etappe 3 - Winter is coming?

Het is lang geleden dat ik een marathon in het voorjaar heb gelopen. Voorjaarsmarathons zijn me namelijk tot nu toe eigenlijk telkens slecht bevallen. Na een heel diep dieptepunt (4:25 in 2011 in Utrecht, terwijl ik een half jaar later 3:26 op de Marathon Eindhoven liep), was ik zo afgeknapt op de voorjaarsmarathons, dat ik me er sindsdien niet meer aan gewaagd heb.
Ik heb me meerdere malen afgevraagd wat een voorjaarsmarathon nou zo veel moeilijker maakt dan eentje in het najaar. In de tijden dat ik nog bij Voorschoten '97 trainde, kwamen er in de winter al snel de gebruikelijke pijntjes, kuchjes, en griepjes. En dan was het al snel verleidelijk om lekker bij de open haard te blijven zitten.
Wat mij betreft lijkt dat toch alles met temperatuur te maken te hebben. Voor een gemiddelde voorjaarsmarathon moet je het schema aanvangen begin januari. Hoewel dat dan mooi samen kan vallen met je goede voornemens, is dat vaak een gure periode. Daarnaast is het oppassen geblazen voor gladheid en sneeuw. En die periode kan zomaar tot eind februari aanhouden. Daarmee blijft er een goede maand over om fatsoenlijk te trainen, vaak in regenachtige omstandigheden met maximaal 10-12 graden.
Het zal dan vervolgens ook niet de eerste keer zijn dat op de marathondag de temperatuur ineens omslaat. Een sterk voorbeeld is de marathon van Rotterdam in 2007. Een unicum in de historie, dat zelfs op wikipedia vermeld staat: "In 2007 werd halverwege de marathon afgelast voor trage recreanten, vanwege de gevolgen van een ongebruikelijk hoge temperatuur. Aan het begin van de middag was het al bijna 25 graden Celsius, de maximumtemperatuur werd uiteindelijk 27,1." Ja ja, ik was er bij en ja ja ik ben toen niet gefinisht. Ik was dan wel geen "trage recreant", maar wel slim genoeg om zelf de marathon af te breken op 28KM, voordat de organisatie mijn voorbeeld oplegde aan eenieder achter mij. Met de afwezigheid van voldoende water op de drankposten - op zijn best ergens een spuitende brandkraan - zat er niet veel anders op.
Maar terug naar het heden. Het lijkt niet echt te willen winteren dit jaar. Laten we niet te optimistisch zijn, maar we kunnen wel concluderen dat het januariweer niet het excuus gaat worden voor slechte prestaties begin april. De temperaturen zijn nog nauwelijks onder het vriespunt geweest, sneeuw is er nog niet gevallen en de eerste gladde plekjes kwam ik vanochtend pas tegen in het open veld op een toch al glad stukje asfalt. De ondergrond is nog niet bevroren, wat ook wel weer moddertaferelen oplevert, maar voorkomt dat je omzwikt in een bevroren paardenvoetstap. Dus daar waar de wind waait, is het guur en koud, maar tussen de bomen gaat het heerlijk.
Wat kleding betreft kan ik het nog steeds doen met mijn "korte" broek en lange kousen. De knieën blijven bloot en raken daardoor ook niet oververhit. Ik zag vandaag nog heel wat lopers met ijsmuts en winterwanten langskomen. Daar ben ik zelf echter nog niet aan toe. Een beetje oppassen blijft het wel met afkoelen in de herstelblokken tijdens interval trainingen en het wachten voor stoplichten. Voor dat eerste helpt het door in de bossen te blijven, uit de wind. Voor dat laatste......
Mocht de winter toch nog zijn intrede doen, dan ben ik goed voorbereid. De handschoenen liggen klaar, de muts is van zolder en, het belangrijkste van alles, de antislip overschoenen zijn weer boven water. Deze laatste zijn inmiddels bijna 20 jaar oud, maar bewijzen nog steeds goede dienst. Aangeschaft in 1994 in Oslo, toen ik daar mijn buitenlandstage deed. Ik had er overigens wel een val in het Vigelandpark voor nodig om zo ver te komen. De trappen van Vigeland's Monoliet op en af bij -10°C en een dik pak sneeuw is natuurlijk ook de goden verzoeken. De drempel om overschoenspikes te kopen was niet gering; deze werden namelijk verkocht in een winkel voor hulpmiddelen voor oude van dagen. En zo ben ik daar toch nog hardlopend een winter van -10° tot -15°C doorgekomen. Met dank ook aan de sauna in de studentenflat van Ludvig Munte.
Daarnaast heeft Mariët Spierings afgelopen november een extra setje antislip voor de voorvoet meegebracht uit Stockholm. Past in iedere tas of sleutelzakje. Dus mocht het toch nog glad worden, dan kom ik letterlijk goedbeslagen ten ijs.